Rasstandaard

FCI-Standard N° 223

21.12.2019/ NL

DE HOLLANDSE HERDERSHOND

hollandse herder, korthaar, rasstandaard, kortharig, dutch shepherd, hollandse herdershond
hollandse herder, langhaar, rasstandaard, langharig, dutch shepherd, hollandse herdershond
hollandse herder, ruwhaar, rasstandaard, ruwharig, dutch shepherd, hollandse herdershond

VERTALING: N.H.C. (Nederlandse Herdershonden Club, 08.07.2008)

OORSPRONG: Nederland

DATUM VAN PUBLICATIE VAN DE GELDIGE ORIGINELE STANDAARD: 28.07.2009.

GEBRUIK: Huishond en herdershond.

F.C.I. KLASSE: Groep 1 Herdershonden en Veedrijvers.
Sectie 1 Herdershonden Met werkproef

KORT HISTORISCH OVERZICHT:
De oorsprong van de Hollandse Herdershond ligt op het platteland. Nederland was al vroeg in de geschiedenis een cultuurlandschap dat onder meer werd onderhouden met behulp van schaapskuddes. De honden moesten de schapen uit de cultuurgewassen houden en dat deden ze door naast de kudde te patrouilleren op wegkant of akkerrand. Ook begeleidden zij de kuddes op weg naar de gemeenschappelijke weides, markten en havens.
Op de boerderij hielden ze de kippen uit de moestuin, haalden de koeien op voor het melken en trokken de melkkar. Zodra er vreemd volk het erf op kwam, werd de baas gewaarschuwd.
Rond 1900 waren de schaapskuddes grotendeels verdwenen. De veelzijdigheid van de Hollandse Herdershond maakte hem geschikt voor de toen beginnende dressuur. Zo begon hij een nieuwe carrière als politiehond, speurhond en blindengeleidehond. Hij is nog steeds
geschikt voor het hoeden van schapen. De oorspronkelijke standaard dateert van 12 juni 1898.

ALGEMEEN VOORKOMEN:
Een middelgrote, middelzware, goed gespierde hond die krachtig en evenredig gebouwd is.
Een hond met veel uithoudingsvermogen, een levendig temperament en een intelligente uitdrukking.
Naar de beharing onderscheidt men de volgende variëteiten: kort-, lang- en ruwharig.

BELANGRIJKE VERHOUDINGEN:
De lichaamslengte (van boeggewricht tot zitbeenknobbel) is meer dan de schofthoogte, ongeveer 10 : 9, passend voor een draver. De verhouding van de lengte van de voorsnuit tot de bovenschedel is 1: 1.

GEDRAG/TEMPERAMENT:
Zeer trouw en betrouwbaar, steeds oplettend, waakzaam, actief, zelfstandig, met doorzettingsvermogen, intelligent, bereid te gehoorzamen en begaafd met de ware herdershonden aard. De Hollandse Herdershond werkt graag samen met de baas en hij voert een taak die hem wordt opgedragen zelfstandig uit. Hij moet bij grotere kuddes kunnen samenwerken met meerdere honden.

HOOFD:
In goede verhouding tot het lichaam. Van boven en opzij gezien wigvormig. De vorm is eerder gestrekt dan zwaar, zonder plooien, droog, met vlakke wangen en geen geprononceerde jukbeenderen. Door de beharing lijkt het hoofd van de ruwhaar een meer hoekige vorm te hebben, dit is schijn.

BOVENSCHEDEL:
Schedel : Vlak
Stop : Weinig, maar wel duidelijk aanwezig.

AANGEZICHT:
Voorsnuit : Iets langer dan het vlakke voorhoofd. De neusrug recht en loopt evenwijdig met de bovenschedel.
Neus : Zwart.
Lippen : Goed aangesloten en goed gepigmenteerd.
Gebit : Scharend, krachtig, regelmatig en compleet.
Ogen : Donker gekleurd en middelgroot. De oogspleet is amandelvormig en enigszins schuin geplaatst. De ogen mogen niet te ver uiteen staan en niet uitpuilen.
Oren : Middelgroot. Als de hond alert is, hoog gedragen en straf opstaand.

HALS:
Niet te kort, droog, zonder plooien en geleidelijk verlopend in de romp.

LICHAAM:
Stevig, maar niet lomp.
Bovenbelijning: De hals loopt vloeiend over in de bovenlijn van de romp, waarbij hoofd en hals op een natuurlijke wijze gedragen worden.
Rug: Recht en krachtig.
Lendenen: Stevig, niet lang of smal.
Bekken: Licht hellend, niet kort.
Onderborst en buik: Gaat geleidelijk over in de buiklijn.
Borstkas: Diep en voldoende lang, niet smal, ribben licht gewelfd.

VOORBORST:
Redelijk goed ontwikkeld.

STAART:
In rust recht hangend of met een lichte buiging. Lengte tot het hielbeen. In actie sierlijk opwaarts gedragen, nooit krullend of zijwaarts.

LEDEMATEN:

VOORHAND:
De voorbenen zijn krachtig, goed van lengte, goed gespierd. Het bot is stevig maar niet grof. Over het geheel steeds een rechte lijn vormend, maar met voldoende vering in de pols.
Schouder : Een goed op de romp aansluitend en goed schuin liggend schouderblad.
Opperarm : Van ongeveer gelijke lengte als de schouderbladen en goed schuin liggend.
Elleboog : Goed aangesloten.
Voorvoeten : Ovaal. Goed gesloten, tenen gebogen. Zwarte nagels en elastische donkere voetzolen.

ACHTERHAND:
De achterbenen zijn krachtig en goed gespierd. Het bot is stevig maar nooit grof. Niet overdreven gehoekt.
Dijbeen en onderbeen : Ongeveer van gelijke lengte.
Spronggewricht : Valt in de loodlijn vanuit de zitbeensknobbel.
Hubertusklauwen : Niet aanwezig.
Achtervoeten : Ovaal. Goed gesloten, tenen gebogen. Zwarte nagels en elastische donkere voetzolen.

GANGWERK:
De Hollandse Herdershond is een draver met een ruim, vlot en soepel gangwerk, zonder teveel stuwkracht of uitgrijpen.

VACHT:

BEHARING:
Korthaar : Een over het hele lichaam vrij harde, aanliggende niet te korte beharing met wollig onderhaar. Kraag, broek en staartveer moeten duidelijk zichtbaar zijn.

Langhaar : Over het gehele lichaam lange, rechte, goed aanliggende, grof aanvoelende beharing zonder krul of golving en met wollig onderhaar. Duidelijke kraag en broek.
Staart rondom overvloedig behaard. Hoofd, oren en voeten evenals de achterbenen beneden het spronggewricht kort en dicht behaard. De achterzijde van de voorbenen vertoont sterk ontwikkelde naar onder in lengte afnemende beharing, de zogenaamde ‘veer’. Geen franje aan de oren.

Ruwhaar : Over het hele lichaam een dichte, harde, warrelige beharing met behalve aan het hoofd, wollig dicht onderhaar. De vacht moet goed gesloten zijn.
Boven- en onderlip flink behaard, snor en baard, en twee goed afstaande ruige wenkbrauwen, die duidelijk aanwezig maar niet overdreven zijn. Dit garnituur is niet zacht. Het haar op de bovenschedel en aan de wangen is minder sterk ontwikkeld. In profiel kan het lijken of het hoofd een meer hoekige vorm heeft. Sterk ontwikkelde broek is gewenst. Staart rondom sterk behaard.
De stroming kan door het warrelige haar minder duidelijk zijn.
De ruwharige vacht dient gemiddeld twee maal per jaar te worden geplukt.

KLEUR:
Gestroomd. De grondkleur is goud of zilver. Goud kan variëren van licht zandkleurig tot kastanjerood. De stroming is duidelijk aanwezig over het hele lichaam, ook in kraag, broek en staart. Te veel zwart is ongewenst. Bij voorkeur zwart masker.

Te grote witte aftekening aan borst of voeten is niet gewenst.

MAAT EN GEWICHT:
Schofthoogte:
Reuen: 57 – 62 cm.
Teven: 55- 60 cm.

FOUTEN:
Elke afwijking van de voorgaande punten moet als fout worden aangemerkt en naar de ernst ervan zwaarder worden aangerekend evenals de invloed op het gezond functioneren, het welzijn van de hond en op zijn vermogen om zijn oorspronkelijke werk uit te voeren.

DISKWALIFICERENDE FOUTEN:
• Agressief of overdreven schuw.
• Ontbreken van rastype.
• Elke hond die duidelijke lichamelijke afwijkingen of gedragsstoornissen toont, zal worden gediskwalificeerd.

N.B: Reuen moeten twee duidelijk normale testikels hebben die volledig in het scrotum zijn ingedaald.