Uithoudingsvermogen: wordt beoordeeld over de gehele test. Als de hond na een aantal onderdelen erg moe is, geen conditie heeft om aan bepaalde onderdelen mee te doen, dan moet er gekeken worden of dit komt door gebrek aan conditie opbouw of fysiek niet goed in elkaar zitten.
Sprong: door het nemen van een sprong, wordt beoordeeld of de hond fysiek goed in elkaar zit om de sprong te kunnen nemen. De sprong kan opgenomen worden in het “loop-gedeelte”. De hond mag 2 keer de sprong nemen.
Aangelijnd meelopen met de geleider: de geleider wordt door de testhelper over het terrein gestuurd met de commando’s “voorwaarts, links, rechts, links omkeert, rechtsomkeert en halthouden”. Hierbij gaat het niet om het volgen van de hond, maar puur kijken naar het gedrag van de hond. Let hij op de geleider, is hij onderzoekend, houdt hij de omgeving in de gaten. Bedoeling is dat de geleider ontspannen loopt en niet inwerkt op de hond. Doet de geleider dit wel, dan kan het helpen om de testleider de geleider af te laten leiden door tegen hem/haar te praten. De beoordeling van de hond moet plaatsvinden op basis van de gewenste, natuurlijke (aangeboren), rasgebonden eigenschappen. B.v. afdwalen/ zelfstandig op verkenning gaan, met in de gaten houden van de omgeving en geleider is geen afwijkend gedrag voor een Hollandse Herder, maar een gewenste eigenschap. De hond moet immers weten hoe de omgeving eruit ziet om de kudde schapen optimaal te kunnen hoeden.
Los meelopen met geleider zonder commando: de geleider wordt, met zelfde commando’s als bij aangelijnd lopen, over het terrein gestuurd waarbij gekeken wordt hoe de hond reageert op basis van zijn natuurlijke aanleg. Geleider dient ook hier ontspannen te wandelen en niet in te werken op de hond. Eventueel leidt de testleider de geleider weer af. Beoordeling vindt op zelfde manier plaats als bij het aangelijnd lopen. Dus er wordt niet gekeken naar gehoorzaamheid en opvoeding, maar naar het eigenlijke gedrag van de hond. Indien de hond de geleider helemaal niet in de gaten houdt en/of te ver afdwaalt, mag de geleider de hond roepen op aanwijzing van de testleider of keurmeester.
Los meelopen op commando van geleider: Ook hier wordt de geleider weer, zoals bovenstaand beschreven, over het terrein gestuurd, maar nu mag de geleider commando’s gebruiken om de hond bij zich te houden. Beoordeeld wordt hier of de hond genegen is met de geleider samen te werken en open staat voor de commando’s die door de geleider gegeven wordt of zich afsluit en zijn eigen weg gaat. Hierbij moet duidelijk gelet worden op de manier waarop de geleider de commando’s geeft en het gedrag van de hond moet beoordeeld worden op basis van zijn natuurlijke karaktereigenschappen en niet op gehoorzaamheid.
Komen met afleiding: De testleider houdt de hond vast en vraagt de geleider van de hond weg te lopen en zich achter een obstakel uit zicht te verdwijnen. Zodra de geleider uit zicht is verdwenen, mag deze zijn hond roepen. Gekeken wordt of de hond in echte lijn naar de geleider gaat, of dat hij onderweg afgeleid wordt. Bij het vasthouden van de hond gaat de testleider geknield of op zijn hurken bij de hond zitten, houdt de hond met 1 hand vast aan zijn tuig of halsband en 1 hand om de voorborst. Hierbij wordt gelijk ook gekeken hoe het gedrag van de hond t.o.v. een vreemde is. Testleider moet hierbij inspelen op het gedrag van de hond. Dus b.v. bij een heel angstige of agressieve hond niet de hand perse om de voorborst willen leggen!
Gedrag t.o.v. mensen en honden: hiervoor wordt het voor en achterlangs een rij mensen gebruikt vanuit de G&G. Alle deelnemende geleiders nemen met hun hond plaats op een door de testleider aangegeven denkbeeldige lijn op het veld. De minimale afstand tussen de honden onderling bedraagt 1.5 meter. Grotere afstand mag als dat nodig is! Als eerste loopt de testleider naar de geleiders met hun hond om de honden en hun geleiders gedag te zeggen. De testleider geeft hiertoe de geleider een hand en laat de hond aan zijn/haar hand snuffelen. Daarna lopen de geleiders één voor één met hun hond aan de kant van de wachtende honden, op aanwijzing van de testleider, voor- en achterlangs op een minimale afstand van 1.5 meter tot de wachtende rij. Op aanwijzing van de testleider of van de keumeester wordt de afstand vergroot of verkleind. Gedrag t.o.v. mensen wordt ook een stukje beoordeeld tijdens het onderdeel “komen met afleiding”, zie hierboven. Beoordeeld wordt het gedrag van de hond t.o.v. andere honden en mensen met in achtneming van de natuurlijke karaktereigenschappen van de Hollandse Herder.
Stilstaan zonder commando: de testleider geeft de geleider tijdens het “los meelopen” de opdracht “halt te houden”. Hierbij wordt gekeken naar de reactie van de hond op de plotseling andere beweging van de geleider.
Gedrag t.o.v. vreemde voorwerpen: de testleider vraagt de geleider met zijn hond aangelijnd halt te houden op een daarvoor geschikte plaats. De hond mag zitten, liggen of staan, maar niet onder commando. De testleider laat een blik met steentjes op de grond vallen. Daarna wordt de test herhaald met het uitvouwen van een paraplu.
Herstelvermogen: Bij beide voorwerpen wordt gekeken naar de reactie van de hond en hoe het herstel is bij schrik.
De volgorde van de test wordt als volgt uitgevoerd:
Alle geleiders tezamen “voor- en achterlangs volgen”.
De geleiders worden met hun hond gevraagd het veld te verlaten en de eerste geleider van de lijst mag met zijn hond als eerste de andere onderdelen van de test afleggen.